Het onderstaande financieringsplan werd opgesteld door de Raad van Bestuur en bekrachtigd door de Algemene Vergadering in overeenstemming met de Wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (hierna “IBP”) en het Koninklijk Besluit betreffende het prudentieel toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (hierna “KB IBP”).
De instelling is een multiwerkgever-IBP die instaat voor het beheer van pensioenverplichtingen met vaste bijdragen, zonder tarief en met optionele dekkingen voor biometrische risico’s, voor twee pensioenregelingen zoals voorzien in de statuten :
Door hun aansluiting bij de instelling en/of ondertekening van de overeenkomst met de instelling onderschrijven de aangesloten ondernemingen het algemene luik van dit financieringsplan alsook de specifieke luiken die van toepassing zijn op de afzonderlijke vermogens waarbij zij betrokken zijn, en verbinden zij zich ertoe het financieringsplan na te leven.
Deze versie van het financieringsplan treedt in werking op de datum van erkenning van de instelling als IBP door de FSMA.
De instelling bepaalt de berekeningswijze van de periodieke bijdragen die elke aangesloten onderneming aan haar betaalt om de passende financiering van de beloofde verplichtingen in elk pensioenstelsel te verzekeren en om de kosten van de instelling te dekken.
Het doel van dit financieringsplan is :
Elk vermogen wordt op regelmatige basis gefinancierd om een duurzame naleving van de verplichtingen te garanderen.
De instelling evalueert minstens driejaarlijks, in het kader van haar ORA, via een continuïteitstest, een ALM-studie en/of een passende stresstest, de duurzaamheid van het niveau van de technische voorzieningen.
Om de operationele efficiëntie te bevorderen, streeft de instelling naar het opzetten van een SEPA-domiciliëring of een ander betalingsmandaat bij de aanvang van de beheersovereenkomst met een aangesloten onderneming. Hiermee worden bijdragen, premies, belastingen en andere relevante heffingen geïnd in het kader van het beheer van de pensioenverplichtingen en hun financiering.
De frequentie van de bijdragen (bijv. maandelijks, driemaandelijks, jaarlijks) wordt in overleg met de aangesloten onderneming bepaald.
De aangesloten ondernemingen en, in voorkomend geval de aangeslotenen, zijn verantwoordelijk voor de verschuldigde belastingen en bijdragen, die kunnen variëren per pensioenstelsel en naargelang hun specifieke situatie.
De verschuldigde bedragen worden afgehouden bij elke betaling en bij de uitkering van het pensioenkapitaal of in geval van overlijden, vervroegd vertrek en/of overdracht van reserves.
De aan de aangeslotenen toegekende bijdragen worden gestort op een rekening op hun naam.
Volgens het beleid inzake de beleggingsbeginselen van de instelling worden deze bijdragen belegd in deelbewijzen van instellingen voor collectieve belegging (ICB) in indexfondsen van het type trackers (ETF) en eventueel in een beperkte hoeveelheid cash.
Deze financiële instrumenten genereren rendementen die volledig worden toegerekend aan de reserves van de aangeslotene, ongeacht of deze rendementen positief of negatief zijn.
De verzekeringspremies betaald aan Belfius Insurance NV (hierna “Belfius”) voor de dekking van overlijdens-, arbeidsongeschiktheid- of andere biometrische risico’s worden gefinancierd via de verworven reserves van de aangeslotenen.
De instelling herverzekert deze risico’s volledig bij Belfius. De instelling kan een beheerscommissie aanrekenen op deze premies conform haar tariefbeleid.
De instelling kan een beheerscommissie aanrekenen op deze premies conform haar tariefbeleid.
De instelling informeert de aangesloten onderneming en de aangeslotene over de kostprijs van deze premies, stelt een offerte op en bezorgt facturen met detail van de premies, het dekkingsniveau, eventuele taksen en vereiste medische onderzoeken.
Bij niet-financiering verliest de aangeslotene deze dekkingen. In dat geval stelt de instelling, binnen een redelijke voorafgaande termijn, de aangesloten onderneming en de aangeslotene hiervan in kennis.
Overeenkomstig haar tariefbeleid int de instelling maandelijks beheerskosten die evenredig zijn met de waarde van de reserve op de rekening van de aangeslotenen, ter dekking van kosten van welke aard ook, met name :
Daarnaast int de instelling, in voorkomend geval en volgens de met de aangesloten onderneming en de herverzekeraar overeengekomen frequentie, de premies met betrekking tot de betaling van biometrische verzekeringen.
In het kader van zijn risicobeheerbeleid heeft de Raad van Bestuur de risico’s in verband met de financiering geïdentificeerd en gemeten, en vastgesteld hoe deze risico’s beheerd en opgevolgd moeten worden.
Met deze risico’s is rekening gehouden bij de opstelling van het financieringsplan (algemeen luik en specifieke luiken).
De Raad van Bestuur verwijst in dit verband naar zijn beleidsnota inzake risicobeheer, evenals naar de ORA-verslagen (“Own Risk Assessment”) die zullen worden opgesteld.
Het financieringsplan, zowel het algemene luik als de specifieke luiken, wordt geëvalueerd en, in voorkomend geval, herzien ten minste om de drie (3) jaar, alsook tussentijds bij elke belangrijke wijziging die een (potentiële) impact heeft op de algemene financieringsprincipes die van toepassing zijn op alle afzonderlijke vermogens en, wat elk specifiek luik betreft, bij elke wijziging in het afzonderlijk vermogen die een (potentiële) impact heeft op het financieringsbeleid op het niveau van dat afzonderlijk vermogen en op het risico- en risicobeleidprofiel ervan.
Binnen de maand na bekrachtiging door de Algemene Vergadering wordt het herzien algemene luik en/of de herzien specifieke luiken van het afzonderlijk vermogen ter kennis gebracht van de FSMA.
Dit financieringsplan werd goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de instelling op 28 juni 2024 en bekrachtigd door de Algemene Vergadering op 28/06/2024.
De aangesloten ondernemingen aanvaarden de voorwaarden van dit financieringsplan bij het aangaan van de relatie met de instelling. Dit financieringsplan maakt deel uit van de precontractuele voorwaarden verbonden aan het aanbod van het pensioenplan dat aan de aangesloten onderneming wordt voorgesteld; een aanbod dat de onderneming moet ondertekenen vóór de opzet van haar plan.
Dit afzonderlijk vermogen is voorbehouden voor de pensioenregelingen van bedrijfsleiders van aangesloten ondernemingen.
Het gaat om een pensioenbelofte van het type “vaste bijdragen” zonder gegarandeerd rendement.
De pensioenleeftijd is de wettelijke pensioenleeftijd. Deze pensioenleeftijd bedraagt in principe 65 jaar tot en met 31 januari 2025, 66 jaar van 1 februari 2025 tot en met 31 januari 2030, en 67 jaar vanaf 1 februari 2030.
De kapitalisatie is van toepassing :
Tenzij anders overeengekomen en binnen de fiscale en sociale zekerheidsregels, zijn periodieke bijdragen verschuldigd vanaf de ingangsdatum van de individuele pensioenbelofte, en uiterlijk tot het einde of het overlijden van de aangeslotene. Eénmalige bijdragen kunnen ook betaald worden binnen de fiscale en sociale zekerheidsregels.
De bijdragen worden betaald aan Easyvest OFP en eventueel verhoogd met toepasselijke belastingen.
Ze worden belegd volgens het beleggingsbeleid. Bij pensionering liquideert de instelling de beleggingen, trekt eventuele belastingen af en keert het saldo (het pensioenkapitaal) uit aan de bedrijfsleider.
Easyvest OFP bouwt geen solvabiliteitsmarge op voor dit stelsel.
Bij overlijden vóór pensionering ontvangen de begunstigden, bepaald in het pensioenreglement, de prestatie zoals omschreven in het IPT-contract.
De activa die verband houden met de individuele pensioenverplichtingen voor bedrijfsleiders worden samengebracht in een afzonderlijk vermogen, het Afzonderlijk Vermogen IPT genoemd.
De activa van het Afzonderlijk Vermogen IPT bestaan uit het totaal van de individuele rekeningen van de aangeslotenen, opgebouwd uit de bijdragen die werden ontvangen van hun aangesloten ondernemingen.
De individuele rekeningen van de aangeslotenen bestaan uit de bijdragen die worden gestort met het oog op de financiering van de individuele pensioenrechten.
De bedragen die op de individuele rekeningen van de aangeslotenen zijn geboekt, zijn :
De technische voorzieningen worden berekend conform artikel 18 KB IBP en zijn gelijk aan de som van de verworven reserves zoals gedefinieerd in de pensioenbelofte.
De waarderingsmethode van activa wordt toegelicht in het beleggingsbeleid.
Dit is het afzonderlijk vermogen dat is voorbehouden voor de multiwerkgever-pensioenregelingen van het type “vaste bijdragen”, zonder tarief, maar met dekking van biometrische risico’s voor loontrekkende werknemers van aangesloten ondernemingen.
De collectieve pensioenregelingen voor loontrekkenden (bedienden of arbeiders) worden gekenmerkt door het feit dat zij onderworpen zijn aan een wettelijke rendementsgarantie op de bijdragen die door de werkgever worden gestort ten voordele van zijn werknemer (die in 2022 gelijk was aan 1,75% per jaar). Deze garantie wordt door de aangesloten onderneming aan haar werknemer geboden. Het is dus niet de instelling die deze garantie moet leveren.
De pensioenleeftijd is de wettelijke pensioenleeftijd. Deze pensioenleeftijd bedraagt in principe 65 jaar tot en met 31 januari 2025, 66 jaar van 1 februari 2025 tot en met 31 januari 2030, en 67 jaar vanaf 1 februari 2030.
De kapitalisatie is van toepassing:
Bij de indiensttreding van de aangeslotene en/of bij zijn aansluiting bepaalt de Aangesloten Onderneming het bedrag, de frequentie en de vervaldagen van de bijdragen die zij ten voordele van deze aangeslotene stort, met inachtneming van de fiscale en sociale zekerheidsregels. Deze bijdragen worden eventueel verhoogd met de toepasselijke belastingen.
Tijdens de periode van tewerkstelling van de aangeslotene binnen de Aangesloten Onderneming kunnen deze bijdragen evolueren overeenkomstig de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever. De Aangesloten Onderneming brengt de instelling op de hoogte van deze wijzigingen, en de daaruit voortvloeiende bijdragen worden op dezelfde wijze behandeld als hierboven beschreven.
Deze bijdragen worden belegd overeenkomstig het beleid inzake de beleggingsbeginselen.
De opeenvolgende bijdragen worden jaar na jaar op die manier geïnvesteerd. Op het moment van pensionering liquideert de instelling de beleggingen en, na eventuele afhouding van verschuldigde belastingen, wordt het saldo (het pensioenkapitaal) uitgekeerd aan de werknemer.
Bij overlijden vóór pensionering ontvangen de begunstigden de prestatie zoals omschreven in het BCP-reglement.
De activa die verband houden met de pensioenverplichtingen voor werknemers worden samengebracht in een afzonderlijk vermogen dat het Afzonderlijk Vermogen BCP wordt genoemd.
De activa van het Afzonderlijk Vermogen BCP bestaan uit het totaal van de individuele rekeningen van de aangeslotenen, gevormd door de bijdragen die werden ontvangen van hun werkgevers.
De individuele rekeningen van de aangeslotenen bestaan uit de bijdragen die gestort zijn met het oog op de financiering van de individuele pensioenrechten.
De bedragen die op de individuele rekeningen van de aangeslotenen zijn geboekt, zijn :
De technische voorzieningen worden berekend overeenkomstig de regels vastgelegd in artikel 18 van het KB IBP en zijn gelijk aan de som, voor alle aangeslotenen, van hun verworven reserve zoals gedefinieerd in de pensioenverbintenis.
Overeenkomstig artikel 24, §2 van de WAP wordt het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie bekomen door de bijdragen, na aftrek van een forfaitair kostenpercentage van 5%, te kapitaliseren tegen een interestvoet die is vastgelegd bij koninklijk besluit. In 2022 bedroeg deze interestvoet 1,75% per jaar. Wat de wijze van evolutie van de rendementsgarantie betreft overeenkomstig artikel 24 WAP, past de instelling de in de WAP bepaalde methode toe die als de “verticale” methode wordt aangeduid.
Chaque année, l’organisme informe l’Entreprise d’Affiliation du montant de la garantie légale et de la réserve acquise de chaque Affilié. Ces informations sont communiquées au plus tard le 28 février pour des montants en date valeur du 31 décembre de l’année précédente.
L’Affilié a droit au moment de sa sortie au montant de la garantie légale susvisée. Si, au moment de la sortie de l’Affilié, sa réserve acquise est inférieure au montant garanti, l’Entreprise d’Affiliation doit apurer la différence, selon les modalités prévues dans la convention qui lie l’organisme à l’Entreprise d’Affiliation.